In de
Indo-Europese talen, en dus ook in het
Nederlands, kunnen zinnen worden opgebouwd in een
lijdende of
bedrijvende vorm. Een zin in de bedrijvende vorm heet een
actieve zin; een zin in de lijdende vorm heet een
passieve zin. Voorbeelden:
- De chirurg opereert de soldaat - actieve zin (of zin in de bedrijvende vorm)
- De soldaat wordt door de chirurg geopereerd - passieve zin (of zin in de lijdende vorm)
Deze verschillende manieren om zinnen op te bouwen, vertonen inhoudelijk een duidelijke samenhang, maar ze verschillen met betrekking tot het gezichtspunt vanwaaruit de handeling wordt voorgesteld.