De term
convergentiecriteria heeft te maken met de 2e fase van de
EMU. Omdat destijds de deelnemende
economieën geen grote onderlinge verschillen mochten vertonen zijn er 5 convergentiecriteria afgesproken. Twee daarvan zijn dat de deelnemende
landen hun
begrotingstekort onder de 3% moeten houden en de
staatsschuld mag niet meer bedragen dan 60%. Deze percentages hebben betrekking op het
Bruto Binnenlands Product. De inflatie mag niet hoger zijn dan 1,5 procent van het gemiddelde van de drie EMU-landen met de laagste inflatie. Tevens moet er sprake zijn van deelname aan het
wisselkoersmechanisme en van convergentie van
rentepercentages. De staten kwamen in Maastricht overeen een Economische en Monetaire Unie op te richten in drie fasen.