Levieten of
de stam van Leví was een van de twaalf stammen van Israël. De Levieten waren van de geslachtslijn van Leví, de derde zoon van
Jakob. De Levieten werden ook de "
stand der hogepriesters" genoemd omdat ze in de tijd van
Mozes in de woestijn door
Jahweh gekozen zouden zijn, om in Gods
tabernakel (
Tent der Getuigenis) en later in de tempel te werken. De stam van Levi voltrok bijzondere religieuze diensten voor de
Hebreeën en droeg politieke, militaire en economische verantwoordelijkheden. Bij de verovering van
Kanaän kreeg hun stam geen afgebakend gebied toegewezen. Maar zij verwierven daarentegen wel het recht om
tienden te heffen. Een Levitisch priester mocht geen buitenlandse vrouw huwen, zelfs geen vrouw van een andere stam van de Hebreeën. Toen het volk van Israël het
gouden kalf ging aanbidden in de woestijn, was de stam van Leví de enige stam die niet meedeed (Exodus 32). Onder de Levieten waren ook
muzikanten. Tijdens het
offerritueel zong een koor van ten minste twaalf Levieten een
psalm (voor elke dag van de week een andere), begeleid door
strijkinstrumenten.