Wanneer in de
historische taalkunde van
zustertalen wordt gesproken, wordt hiermee bedoeld dat een bepaalde taal zich volgens de
stamboomtheorie uit dezelfde eerder gesproken taal heeft ontwikkeld als een andere taal. De betreffende talen worden dan zustertalen genoemd. Zustertalen vertonen over het algemeen een grote onderlinge overeenkomst wat betreft de
woordenschat en
grammatica. Ze vormen altijd een subgroep binnen een grotere
familie van
verwante talen.