fruit

In botany, a fruit is the seed-bearing structure in angiosperms formed from the ovary after flowering.

Fruit ( für Frucht; von ‚Ertrag‘, ‚Nutzen‘, ‚Gewinn‘) ist bezeichnet:

• ein Open-Source-Schachprogramm, siehe Fruit (Schach)
• eine spezielle Störung im Sekundärradar, siehe Fruit (Radar)
• eine australische Independent-Rockband, siehe Fruit (Band)

Die Frucht (von ) einer Pflanze ist die Blüte im Zustand der Samenreife. Die Frucht ist die Gesamtheit der Organe, die aus einer Blüte hervorgehen, und die die Samen bis zu deren Reife umschließen. Früchte bilden prinzipiell nur die Pflanzen, die einen geschlossenen Fruchtknoten besitzen (Bedecktsamer = Angiospermen); bei den Nacktsamern (Gymnospermen, z. B. Nadelbäume oder Ginkgo-Baum) entstehen nur freie Samen.

Frücht ist eine Ortsgemeinde im Rhein-Lahn-Kreis in Rheinland-Pfalz. Sie gehört der Verbandsgemeinde Bad Ems an.

Fruit is een verzamelnaam voor een aantal eetbare vruchten van plantensoorten en -rassen (of van daarop gelijkende schijnvruchten zoals aardbei, vijg, ananas, appel en peer). Hoewel ook het woord ooft hiervoor gebruikt wordt, wordt daar doorgaans vooral boomfruit of najaarsfruit– zoals appels en peren – mee bedoeld.

De vrucht is het rijp geworden vruchtbeginsel van een bloem en bevat in het algemeen de na bevruchting uit de zaadknoppen ontwikkelde zaden. Soms treedt er geen zaadvorming, maar wel vruchtvorming op. Dit verschijnsel wordt parthenocarpie genoemd. Het woord is afgeleid van parthenos wat maagd en van karpos dat vrucht betekent. Komkommer is een voorbeeld van een parthenocarpe vrucht, maar ook pitloze sinaasappels en mandarijnen zijn hier een voorbeeld van.

• Fruit : organe végétal protégeant la graine.
• Fruit : dans le langage courant et en cuisine, un aliment végétal, à la saveur sucrée, généralement consommé cru au dessert.
• Fruit : diminution de l'épaisseur qu'on donne à un mur au fur et à mesure qu'on s'élève.
• Fruit : programme d'échecs français développé par Fabien Letouzey.