Met
hoge middeleeuwen of
volle middeleeuwen wordt door
Westerse historici gewoonlijk die periode in de
geschiedenis van
Europa bedoeld die duurde van ca.
1000 tot ca.
1250. In de periode ervoor werd Europa geteisterd door invallen van
Noormannen,
Hongaren en roversbendes. In de hoge middeleeuwen kwam er meer stabiliteit in de Europese politieke verhoudingen, de economie, handel en bevolking groeide weer en het geestelijke en culturele leven maakte een heropleving door zoals blijkt in de stroming van de gotiek en de zogenaamde
renaissance van de twaalfde eeuw.