-lare of
-laar als
toponiem gaat terug tot het
Oudgermaanse hlæri, wat "bosachtig moerassig terrein" betekent. Studie van toponiemen heeft opgeleverd dat het in de meeste gevallen lijkt te gaan om een omheind gebied in een bosachtige streek, dat werd gebruikt als veeweide of voor hakhoutwinning. Wat in ieder geval duidelijk is, is dat een laar een vochtig en lager gelegen gedeelte van het landschap betrof, dit in tegenstelling tot het toponiem
loo dat verbonden is met de drogere en hoger gelegen gebieden.