De
tweede Germaanse klankverschuiving was een historische
klankverschuiving die de verzachting (
lenitie) van een aantal
Oergermaanse plosieven omvatte en zich in de zuidelijke varianten van de
West-Germaanse talen voltrok. Deze stelselmatige verschuiving staat hierom ook bekend als de
Hoogduitse klankverschuiving. De verschuiving vond niet plaats in één beweging maar in verschillende fasen over verschillende eeuwen. Ze begon waarschijnlijk tussen de derde en vijfde eeuw, en was bijna voltooid in de negende eeuw, toen de eerste Duitse teksten op schrift werden gesteld. Deze taalverschuiving bracht de scheiding teweeg tussen het
Hoogduits (dat naargelang de mate waarin de klankverschuiving is doorgevoerd weer wordt onderverdeeld in
Opperduits en
Middelduits) en het
Nederduits.