Er zijn tien (of volgens sommigen elf) boeken die, hoewel ze niet tot de Hebreeuwse
canon behoren, door de katholieke kerk en de oosters-orthodoxe kerken gezaghebbend worden geacht. Deze boeken worden
deuterocanonieke boeken genoemd. Ze zijn ontstaan in de periode tussen de Hebreeuwse Bijbel en het
Nieuwe Testament in. Het zijn boeken uit de
Septuagint (de tussen ca. 225 en 100 v.Chr. gemaakte
Griekse vertaling van het Oude Testament) die
Hiëronymus pas na aandringen van
Augustinus van Hippo en
Paus Damasus I in de
Vulgaat heeft opgenomen. Hiëronymus noemde deze boeken "
apocrief", maar had daarmee geen negatieve bijbedoeling.