| Het
gevlucht of
wiekenkruis van een
windmolen zit aan de
bovenas vast in de askop en staat, behalve bij een
spinnenkopmolen met vierkante voet, achterover onder een hoek van 12 graden om te voorkomen dat de wieken tegen de molen slaan. Doordat de bovenkant van de molenromp smaller is dan de onderkant zou anders de as te ver uit de kap van de molen moeten steken. Ook voorkomt het dat de bovenas door het gewicht van het gevlucht naar voren schuift. Het grootste gevlucht in Nederland is de 30,05 meter lange buitenroede (de binnenroede is 10 cm korter) van de
Boezemmolen nr. 6 in
Haastrecht, en het kleinste is 3,75 meter van het kleine slijpsteenmolentje
De Windhond aan de
Zaanse Schans.