Hemolyse (
hemo = van het bloed,
lysis = uit elkaar vallen, losmaken) is een term uit de
geneeskunde voor het verschijnsel dat
rode bloedcellen in het lichaam uit elkaar vallen. Vooral als dit in sterkere mate gebeurt dan normaal, waardoor de inhoud ervan, die voornamelijk uit
hemoglobine bestaat, in de
vrije bloedbaan vrijkomt. In eerste instantie wordt het vrijkomend hemoglobine gebonden aan
haptoglobine, om door het lichaam te worden hergebruikt. Als er niet voldoende haptoglobine meer over is, bindt hemoglobine ook aan andere bloedeiwitten, en wordt het door de nieren uitgescheiden (
hemoglobinurie), met verkleuring van de urine als gevolg. Een verlaagde hoeveelheid haptoglobine in het bloed is dus een aanwijzing voor hemolyse. Door het verhoogde aanbod van hemoglobine aan het afbraaksysteem in de
lever, kan er ook een lichte vorm van
geelzucht optreden. Verder kan er bij sterke hemolyse
bloedarmoede optreden, en bij zeer sterke, plotselinge hemolyse (bijvoorbeeld bij een foutieve
bloedtransfusie) met een niet-verenigbare
bloedgroep ernstig algemeen ziekzijn tot overlijden toe.