Een
hoge heerlijkheid was vanaf de
Middeleeuwen tot laat in de achttiende eeuw een zelfstandig gebied met eigen wetten en rechtspraak. De
landsheer bezat ook het recht om
lijfstraffen uit te delen en zelfs het
halsrecht, het recht om misdadigers ter dood te veroordelen en te laten executeren. Aan een hoge heerlijkheid waren daarnaast ook nog de rechten verbonden met betrekking tot jacht en visserij, het
molenrecht en de benoeming van dragers van openbare ambten. Een belangrijke bron van inkomsten was het
tiendrecht.