Onder
intelligentiemeting verstaat men het vaststellen (meten) van de
intelligentie van een persoon. Het "meten" van iemands intelligentie, dat voornamelijk gebeurt met
psychodiagnostische tests, is geen eenvoudige zaak, vooral omdat intelligentie vele facetten kent en niet eenvoudig te definiëren is. Zoals mensen verschillen in
lengte en
gewicht, zo verschillen zij ook qua intelligentie. Maar waar lengte en gewicht eenvoudig zijn te meten, is dat bij intelligentie niet direct mogelijk. Daarvoor is het begrip te veelomvattend. Geen enkele test kan alle verschillende facetten van de intelligentie omvatten en op een
betrouwbare en
valide wijze vaststellen. Er kan alleen bij benadering worden vastgesteld hoe goed bepaalde functies van de intelligentie bij een mens of dier zijn ontwikkeld. Met toenemende leeftijd groeien kinderen niet alleen in lengte en gewicht, maar ook hun intelligentie neemt toe. Bepaalde facetten van de intelligentie veranderen sterker met de leeftijd dan andere. Een tweede taal leren gaat op jonge leeftijd makkelijker dan op latere leeftijd. Geheugenfuncties nemen bij oudere mensen sneller af. In sommige culturen wordt op bepaalde facetten van de intelligentie meer geoefend (verschil in scholing) dan op andere. Met deze variaties in leeftijd en cultuur moet bij intelligentiemetingen rekening gehouden worden.