Oost-Pruisen was een provincie van
Pruisen in het uiterste noordoosten van het land. Oorspronkelijk was het het stamland van de Baltische Pruzzen (
Oude Pruisen, waarvan de naam later overging op de Duitstalige bevolking en weer later op de bevolking van de staat Pruisen). Later maakte het deel uit van de staat van de ridders van de geestelijke
Duitse Orde. Sinds 1525 was het een seculier
hertogdom Pruisen onder het vorstengeslacht Brandenburg, later aangeduid als
Hohenzollern. In 1618 werd het gebied verenigd met de veel westelijker, rondom Berlijn gelegen,
Mark Brandenburg. Toen dit hertogdom in 1701 tot koninkrijk verheven werd, nam het de naam
koninkrijk Pruisen aan. Formeel bleef de provincie Oost-Pruisen buiten het verband van het Duitse Rijk, dat overigens zelf weinig meer dan een formaliteit was geworden. Van 1871 tot 1945/47 maakte Pruisen deel uit van het nieuwe
Duitse Rijk.