Een
taal wordt
dochtertaal van een andere talige
variëteit genoemd als ze zich daaruit via een ononderbroken reeks
moedertaalsprekers heeft ontwikkeld. Door bijvoorbeeld invloed van andere talen, talige mode en kleine foutjes in het proces van
taalverwerving onderscheidt de dochtertaal zich gaandeweg steeds meer van de oorspronkelijke taalvariëteit. De taalvariëteit waar de dochtertaal zich uit heeft ontwikkeld heet in dit verband wel 'vooroudertaal'.