Met een
geattesteerde taal wordt iedere (
levende of
dode) taal bedoeld waarvan er rechtstreeks materiaal in
gesproken en/of
geschreven vorm bestaat, dat het bewijs vormt dat deze taal daadwerkelijk bestaat of bestaan. Een voorbeeld van het tegendeel hiervan, dus van een niet-geattesteerde taal, is het
Proto-Indo-Europees. Hoewel rechtstreeks bewijs van hun daadwerkelijke bestaan dus ontbreekt, kunnen niet-geattesteerde talen door middel van
taalreconstructie tot op zekere hoogte toch in kaart worden gebracht. Dergelijke kunstmatig gereconstrueerde talen zijn over het algemeen
vooroudertalen. De hieruit later ontstane
dochtertalen dienen in dit verband als indirect bewijsmateriaal voor het bestaan van de eerdere proto-taal.