grate
Found in thesaurus: frame,
noise,
provide,
furnish,
nettle,
irritate,
rag,
annoy,
rile,
devil,
nark,
fragmentise,
break up
grate
ww.
krabbelen; verkruimelen; knarsen; irriteren; raspen
zn.
haard; rooster (voor het houden van kolen)
grate (to)
schrapen
Grate
bramen
Gräte
graat
grate
adj
1 dankbaar;
deber ~ dankbare plicht
2 aangenaam, lieflijk, innemend, bevallig;
~ al audition aangenaam voor het gehoor;
esser ~ a Deo/al oculos de Deo Gode welgevallig zijn;
le visita me esserea ~ het bezoek zou me niet onwelgevallig zijn