In de dagelijkse omgangstaal verwijst het woord
individu meestal naar een
persoon of, vergelijkenderwijs, naar één bepaald object binnen een groep. Bijvoorbeeld: U, de lezer, bent een individueel persoon en een bos is opgebouwd uit individuele bomen. Van een gazon kan men niet altijd zeggen dat het is opgebouwd uit individuele grassprieten, omdat, door ondergrondse wortelstokken of door uitlopers, een individu kan bestaan uit vele sprieten. Ook bij
kolonievormende
organismen komt men voor de vraag wat een individu is. In de
levenscyclus van
organismen kan een afwisseling van individuen optreden, bijvoorbeeld afwisseling van een individu van de
haploïde generatie met een van een
diploïde generatie. Bij
insecten met een volledige
metamorfose is er onderscheid tussen het individu vóór en het individu ná de metamorfose, zoals bij de
rups en de
imago van
vlinders.