Bij de ambtsaanvaarding ontving een
bisschop in de
middeleeuwen van de keizer de
investituur (bekleding), die bestond uit een ring voor zijn geestelijk werk en een staf voor zijn wereldlijke arbeid. Na het
concordaat van Worms (1122) mocht de keizer nog slechts de tekenen van de wereldlijke arbeid aan de bisschop overhandigen, waarmee een lange machtsstrijd tussen de
Rooms-Duitse keizer en de
paus van Rome grotendeels ten einde kwam.. Deze staat bekend als de
Investituurstrijd.