Het
Duitse koningschap bestond van
911 tot
1806. De koning van Duitsland was een voor het leven gekozen functionaris, die de eenheid van het
Oost-Frankische Rijk, bestaande uit
Beieren,
Franken,
Lotharingen,
Saksen en
Zwaben, moest symboliseren en behartigen. Vanaf 962 lieten de gekozen Duitse koningen zich tevens, doorgaans enige tijd later dan hun verkiezing tot koning, door de paus tot keizer kronen van het
Heilige Roomse Rijk, dat beschouwd werd als
rechtsopvolger van het oude
Romeinse keizerrijk. Zij waren immers de beschermheren van het Italiaanse schiereiland en de pauselijke staat.