line
line
ww.
opstellen in rijen; markeren; bekleden; versterken; ribbelen; vullen (van een zak)
zn.
regel; streep; snoer; lijn; rij; generatie; beroep
Line
Line
- Líne, een plaats in Tsjechië
- Line (toneelstuk), een toneelstuk van Israel Horovitz
Líne
Lijn
- Lijn (meetkunde), een eendimensionale structuur die bestaat uit een aaneenschakeling van punten
- Een streep, zoals in een tekening, langs of op een wedstrijdterrein of de openbare weg (zie Wegmarkering)
- Beeldlijn, een van de strepen waaruit het beeld op een beeldscherm is opgebouwd
- In de telefonie een beschikbare verbinding (telefoonlijn) tussen twee abonnees; zie Telefonie
- In het openbaar vervoer een verbinding tussen een aantal plaatsen volgens een vaste dienstregeling (zie Lijndienst); ook concreet: spoorweg
- Vlaamse Vervoermaatschappij "De Lijn"
- Een denkbeeldige verbinding tussen twee punten, bijvoorbeeld de lijn IJmuiden-Enschede
- Een dun touw, zoals een waslijn, hengelsnoer of hondenriem
- Rimpel (huid), een groef of plooi in bijvoorbeeld iemands gezicht
- Omtrek, begrenzing of postuur, zoals in slanke lijn (dat wil zeggen zonder overgewicht)
- Een oude lengtemaat van 1/12 duim
- In Vlaanderen een oude oppervlaktemaat van 100 roede
- In figuurlijke zin de gevolgde weg of een verzameling zaken waarin een bepaalde volgorde is te onderkennen, een reeks:
- Dansfiguur in verschillende dansen
line
assortiment; leiding; lijn; regel; richtlijn; streep; trek
line (to)
bekleden (met); voeren