occupation


Babylon English-DutchDownload this dictionary
occupation
zn. beroep, vak, vaardigheid; werk, arbeid
 
zn. bezetting; beheersing, overweldiging; bewonen; behouden, vast houden

Technisch E-NL WoordenboekDownload this dictionary
occupation
dienst; werkkring
Dictionario Interlingua - NederlandeseDownload this dictionary
occupation
sub
1 het bezetten, bezetting, het in bezit nemen, inbezitneming, het innemen, inneming;
~ del territorias capturate bezetting van de veroverde gebieden;
~ de un interprisa bedrijfsbezetting;
post un mense de ~ le fabrica ha essite evacuate per le policia na een bezetting van een maand werd de fabriek door de politie ontruimd;
armea de ~ bezettingsleger;
truppas de ~ bezettingstroepen;
autoritates de ~ bezettingsautoriteiten;
mesura de ~ bezettingsmaatregel;
zona de ~ bezettingszone;
action de ~ bezettingsactie;
costos de ~ bezettingskosten;
fortias de ~ bezettingsmacht;
tempore de ~ bezettingstijd;
periodo de ~ bezettingsperiode
2 bezigheid, werk, betrekking, baan, beroep;
ille non ha un ~ actualmente hij heeft geen werk op het ogenblik;
esser sin ~ werkloos zijn, niets te doen hebben;
ille ha multiple ~es hij houdt zich met vele dingen bezig;
~es professional beroepsbezigheden;
~es quotidian dagelijkse bezigheden;
~es habitual gewone bezigheden;
~ favorite lievelingsbezigheid;
~ principal hoofdbezigheid;
~es urgente drukke bezigheden