Naast de gewone betekenis van klinkende
toon, dus een geluid van een bepaalde
toonhoogte, verstaat men in de Westerse
muziektheorie onder
toon de abstracte aanduiding van nog te klinken fysieke tonen, door de letters a t/m g en daarvan afgeleide symbolen. De tonen met de toonnamen a t/m g heten
stamtonen. (In sommige landen worden de stamtonen niet aangeduid met behulp van letters, maar door de "notennamen"
do-re-mi enz.) Toon wordt ook gebruikt als aanduiding van een interval: de grote
secunde wordt ook wel 'hele' toon, en de kleine secunde 'halve' toon genoemd.