Veel wateren (rivieren, beken, meren) hebben een naam die
Aa,
Ae,
E,
Ee,
Ie, of
IJ in zich hebben. Dit betekende oorspronkelijk gewoon ‘stromend water’ en heeft zijn oorsprong in het
Oergermaanse *
ahwo- ‘water, rivier’ ook verwant met Latijns
aqua en tevens terug te vinden in dialectisch
Opperduits Ach(e),
Fries ie,
Deens,
Zweeds en
Noors å. In het Nederlands is
Aa door betekenisverenging meer specifiek een naam voor riviertjes (of rivierachtige wateren: waterloopen, beekjes) en is het weer
Oudfries e verder vervormd tot
Ee,
Ie of
IJ. Soms is het aan de naam voorafgaande lidwoord
de versmolten met
Ie en wordt zo
Die.