Australopithecus (letterlijk "zuidelijke aap", van het
Latijnse australis, zuidelijk, en het
Oudgriekse πίθηκος, aap), is een
uitgestorven geslacht van
mensachtigen dat leefde tussen 4,3 en 2 miljoen jaar geleden. De naam werd in 1925 door
Raymond Dart gegeven aan een soort waartoe een klein
schedeltje behoorde dat hij had gevonden in een grote bak met
fossielen die in 1924 uit de
leisteengroeve van Taung waren opgegraven. Het kreeg als bijnaam het
Taung kind, naar de plaats waar het schedeltje was gevonden, en ook omdat het waarschijnlijk aan een erg jong exemplaar had toebehoord. De vondst werd eerst afgedaan als behorende tot een uitgestorven
mensaap, maar na de vondst van fossielen in 1947 bij
Sterkfontein en
Pretoria, in
Zuid-Afrika, die blijkbaar tot dezelfde soort behoorden, onderkende men dat dit dier bepaalde kenmerken had die het meer op een mens dan op een (mens)aap deden lijken. Niet alleen had
Australopithecus zich kennelijk op
twee benen voortbewogen, ook het gebit had kenmerken die meer mensachtig dan aapachtig waren. De hoektanden waren kleiner dan bij een (mens)aap gebruikelijk is, en ook de gebitsboog was ovaler dan de duidelijke 'U' vorm die voor apen kenmerkend is.