Op een
snaarinstrument worden de snaren tussen de
brug (Duits: "Sattel", Engels: "nut", Frans: "sillet") en de
kam (Duits:"Steg", Engels:"bridge", Frans: "chevalet") gespannen. De brug dient de snaren op de juiste onderlinge positie en op kleine afstand van de toets te houden, zodat deze door indrukken te bespelen zijn. De kam, die bij gitaren in navolging van het Engels vaak de "brug" wordt genoemd, geeft de snaartrilling door aan de resonantiekast.