Ether werd tot aan het begin van de
20e eeuw gezien als de stoffelijke tussenstof die voortplanting van
licht en andere
elektromagnetische straling mogelijk maakte. In een
mechanisch wereldbeeld heeft een trilling, zoals licht of
geluid, een veerkrachtig
medium nodig om zich te verplaatsen. Men kende aan deze tussenstof eigenschappen toe als veerkracht (
elasticiteit) en absolute rust (stilstand). De ether drong door alle stof heen en vulde de ruimte tussen de atomen. De
relativiteitstheorieën van Einstein toonden aan dat de ether niet bestond: het
vacuüm kan kennelijk licht geleiden, de leegte kreeg de functie van de vroegere ether.