Jan van Eyck (
Maaseik?, ca.
1390 -
Brugge,
9 juli 1441) was een
kunstschilder uit de
Zuidelijke Nederlanden en naast
Rogier van der Weyden de voornaamste vertegenwoordiger van de
Vlaamse Primitieven. Jan van Eyck was tijdens zijn leven wellicht de beroemdste schilder van Europa en stond al vroeg te boek als de "uitvinder" van de
olieverfschilderkunst. Dit laatste werd in de 20e eeuw als een legende ontmaskerd, maar het staat vast dat Jan van Eyck in de ontwikkeling van deze techniek een doorslaggevende rol heeft gespeeld. Jan van Eyck introduceerde in de schilderkunst een nooit eerder gezien
naturalisme dat zijn wortels heeft bij eerdere ontwikkelingen in de miniatuurkunst. De verfijnde olieverftechniek en de op waarneming gebaseerde weergave van de zichtbare werkelijkheid waren de belangrijkste elementen van de Eyckiaanse kunst die spoedig in heel Europa navolging zouden krijgen. De innovaties van Jan van Eyck lopen verbazingwekkend parallel met ontwikkelingen in de Florentijnse schilderkunst van het
quattrocento. Over de banden tussen Van Eyck en zijn Italiaanse collega's (
Masaccio,
Domenico Veneziano e.a.) is door kunsthistorici al veel gespeculeerd, maar alsnog ontbreken tastbare bewijzen of documenten die deze verbanden kunnen concretiseren. Jan van Eyck verpersoonlijkt ook de overgang van de schilder als een naamloos en bescheiden ambachtsman naar een zelfbewust, geleerd en beroemd individu. Jan van Eyck signeerde en dateerde veel van zijn werken op de lijst of verborgen in het schilderij. Op sommige lijsten is ook zijn
devies "Als ich can" aangebracht. Deze elementen wijzen op Jan van Eycks trotse en zelfbewuste houding, een attitude die in de toekomst typerend zal worden voor de kunstenaars van de
renaissance.