Karel Martel (
Herstal, circa
689 -
Quierzy,
22 oktober 741) was
hofmeier van het
Frankische Rijk. Hij reorganiseerde het Frankische leger en bestuur en wist daarmee met succes zowel zijn binnenlandse als buitenlandse tegenstanders, met name de
Arabieren,
Friezen en
Saksen het hoofd te bieden. Zijn macht werd zo groot dat hij de plaats van de
Merovingische koningen innam, zonder zichzelf tot koning uit te roepen. Karel wordt beschouwd als stamvader en naamgever van de
Karolingen. Hij was zoon van
Pepijn II en diens tweede vrouw in bigamie
Alpaida, en is begraven in de
abdij van Saint-Denis. Zijn bijnaam
Martel (klemtoon op de laatste lettergreep, zoals in "bel") betekent
hamer (vergelijk het Franse woord voor "hamer":
marteau). Daarmee wordt de spreekwoordelijke hamer bedoeld waarmee Karel de Arabieren 'vermorzelde'.