De
beheersing van vuur door de mens is het maken, gecontroleerde beheer en doven van
vuur. Vermoedelijk gebruikten mensen vuur al passief voordat actief vuur gemaakt en gecontroleerd kon worden. Het is een essentieel onderdeel geweest van de
menselijke ontwikkeling, de eerste keer dat de mensheid in staat was op grote schaal in te grijpen in de natuur en ook de eerste vorm van
energie waarover de mens kon beschikken buiten de eigen
spierkracht. Zonder vuurbeheersing had de
overgang naar landbouw niet plaats kunnen vinden, evenmin als de
industriële revolutie. Het gebruik van vuur had verstrekkende gevolgen, zowel op
ecologisch gebied door de veranderingen aan het
landschap, maar ook
sociologisch en
psychologisch doordat het andere eisen stelde aan de sociale organisatie. Daarnaast traden ook
fysiologische veranderingen op door de overgang naar
gekookt voedsel.
De mens is de enige
diersoort die in staat is om vuur te maken. Het is ook een algemene verworvenheid; elke menselijke
samenleving beheerst deze vaardigheid. Dit maakte de mens ook van een ecologisch secundaire soort tot een
ecologisch dominante. De mens werd ook de
sleutelsoort in de vuurecologie door in toenemende mate het
landschap met zijn
vegetatie en daarmee ook het dierenleven met behulp van vuur te veranderen. De beheersing van vuur creëerde nieuwe mogelijkheden, maar ook nieuwe gevaren en afhankelijkheden.