De
principaal-agenttheorie (
agency theory) ook wel het
lastgever-agenttheorie, betreft de
relatie tussen principaal (opdrachtgever) en
agent (opdrachtnemer) waarbij de opdrachtnemer niet alleen de belangen van de opdrachtgever nastreeft bij het uitvoeren van
taken voor die opdrachtgever. De opdrachtgever is niet volledig in staat om dit te controleren doordat deze de taak niet zelf uitvoert en daarmee bepaalde informatie niet heeft. Er is sprake van
informatieasymmetrie in het voordeel van de agent. Door de informatie- en kennisvoorsprong van de agent krijgt deze ruimte om buiten of zelfs tegen het belang van de principaal het eigen belang te dienen. De agent is meestal de specialist en heeft door zijn positie "dichter bij het vuur" ook een kennisvoorsprong. De agent is weliswaar gehoorzaamheid verschuldigd aan de principaal, maar de principaal kan dit niet afdoende controleren. Voorbeelden van deze problematiek doen zich voor in de meeste verhoudingen op basis van ondergeschiktheid, zoals
werkgever-
werknemer,
aandeelhouders-directie, hogere
manager-lagere manager,
minister-
ambtenaar,
regering-ministers,
parlement-regering,
staatshoofd-regering. Door verschillende mechanismen kan men de belangen van principaal en agent op een lijn stellen of een afdoende controle inbouwen. Agent-principaalproblematiek kan leiden tot
moral hazard wanneer de agent een dermate grote informatievoorsprong heeft dat de effectieve controle door de principaal wegvalt.