De
(Oude) Pruisen waren een
Baltische stam die het gebied ten zuidoosten van de
Oostzee bewoonden, tussen de monding van de
Wisla en het
Koerse Haf. Hun taal was het
Oudpruisisch. In de loop van de
13e eeuw werden ze overwonnen door de ridders van de
Duitse Orde, en de eeuwen daarna volgde een geleidelijke
germanisering en polonisatie. De voormalige staat
Pruisen ontleende zijn naam aan deze Baltische stam, hoewel de staat geleid werd door
Duitsers en niet door Oude Pruisen. Het gebied dat de stam bewoonde komt ongeveer overeen met het centrale en zuidelijke deel van het voormalige
Oost-Pruisen. Na de Tweede Wereldoorlog is het gebied opgedeeld over Rusland (westelijk deel
oblast Kaliningrad) en Polen (oosten van woiwodschap
Pommeren, noordwesten van woiwodschap
Ermland-Mazurië) en de bewoners (deels van oud-Pruisische afkomst) verdreven.