Reichskommissar (Duits voor 'Rijkscommissaris') was tijdens het
Duitse Keizerrijk (1871-1918) en
Nazi-Duitsland (1933-1945) een titel voor bepaalde
gouverneurs met bijzondere bevoegdheden. In het Duitse Keizerrijk betrof het gouverneurs die waren belast met overzeese taken, in Nazi-Duitsland ging het voor het uitbreken van de
Tweede Wereldoorlog om de hoogste Duitse ambtenaar die een gebied met etnische Duitsers dat onderdeel van het Duitse Rijk was geworden bestuurde en daarna om de hoogste Duitse ambtenaar in bezet gebied.
Arthur Seyss-Inquart was bijvoorbeeld Reichskommissar voor het
bezette Nederland.