Rígsþula (
Rigstula) is in de
Edda het Lied van
Rig. Het is een relatief jong gedicht (eind
12de eeuw), dat handelt over de schepping der
standen. In elk van de drie delen komt de handel en wandel als onderscheiden van die van de andere standen tot uiting. Dit zijn volgens Rig: de
knechten (handwerklieden), de
boeren (voedselproducenten), en de
edelen (bestuurders, beschermers en strijders). Er was geen uitgesproken priesterstand in de Noordse en
Germaanse cultuur, aldus
Georges Dumézil. Toch waren er de
druïden en is er sprake van priesteressen zoals de
Völva.