Een
orgaan wordt
rudimentair genoemd wanneer het in aanleg aanwezig is maar niet tot ontwikkeling is gekomen, en kennelijk geen functie (meer) heeft. Een orgaan wordt rudimentair genoemd als het in een eerdere fase van de
fylogenie van een organisme (dus bij de voorouders) wel tot volledige ontwikkeling kwam en een functie had. Zo'n orgaan kan vervolgens in de loop van de
evolutie zijn functie verloren hebben of de functie is sterk verminderd. Het orgaan is nog wel aanwezig (als evolutionair relict), maar is vaak tot minimale proporties gekrompen. Een voorbeeld is de oorspier bij de mens. Een orgaan wordt ook rudimentair genoemd wanneer het bij de ene sekse van een soort slechts in aanleg aanwezig is terwijl het bij de andere sekse tot volledige ontwikkeling komt. Een voorbeeld zijn de tepels bij mannelijke zoogdieren.