Met een
spoor wordt - hoofdzakelijk in de
analytische scheikunde - geduid op een zeer kleine hoeveelheid van een bepaalde
stof of een bepaald
element. Een echte conventionele grens bestaat er niet, maar bij
concentraties van 100
ppm of minder kan van een spoor worden gesproken. De precieze definiëring is meestal afhankelijk van de context waarin het begrip gehanteerd wordt. Een voorbeeld is het
menselijk lichaam: naast zeer
abundante elementen (zoals
koolstof,
waterstof,
stikstof,
zuurstof,
calcium en
fosfor) komen ook sporenelementen voor, zoals
beryllium,
wolfraam,
zilver,
goud,
radium,
thorium en
uranium.