De
Staten-Generaal van de Nederlanden (ook wel:
Haar Hoog Mogende Heeren/Haar Hoog Mogenden) waren tussen 1464 en 1795 een college waarin afgevaardigden van de Provinciale Staten van de
gewesten van de
Nederlanden samenkwamen. Ze vormden oorspronkelijk een vergadering van vertegenwoordigers van de
Staten of
standen van de
zeventien provincies, die door de
Bourgondische hertogen en later de
Habsburgse landsheer werden samengeroepen wanneer zij in geldnood zaten en een
bede moest worden toegekend. Na de onafhankelijkheid van de Republiek der Verenigde Provinciën groeide de rol van de Staten-Generaal, en werd ze het hoogste orgaan van de Unie.