Vezels en filamenten zijn de
textiele grondstoffen voor de
textielindustrie. Vezels kenmerken zich door een beperkte lengte van 10 tot 500 mm, terwijl filamenten in principe eindeloos zijn. Filamenten vormen dus reeds een
garen en zijn in principe geschikt voor verdere verwerking. Zowel de vezels als filamenten hebben standaard een doorsnede van 10 tot 40 micrometer. Om van vezels een garen te kunnen
spinnen moeten de vezels een spinverband hebben. De vezels zijn dan niet helemaal recht. Rechte vezels houden elkaar niet vast en glijden langs elkaar zodat geen garen gevormd kan worden. Katoen heeft een kurkentrekkervorm, wol is gegolfd en kunstmatige vezels hebben meestal een zigzag kroezing. De vezellengte wordt aangegeven met de stapel of stapellengte. Hiermee wordt de gemiddelde vezellengte bedoeld. Verschillende soorten stapeldiagrammen zijn hieronder getekend. De twee linkse zijn van natuurlijke vezels en het rechtse van een kunstmatige vezel. Het is met deze techniek dat infrarode sensoren textiel automatisch kunnen sorteren op vezelsamenstelling. De t4t-machine in Wormerveer sorteert gedragen kleding naar balen textiel van één soort, bijvoorbeeld 100% katoen. Daarna wordt het via vervezelingsmachines klaar gemaakt om opnieuw te spinnen.