Bij
vestingwerken wordt met een
traverse een aarden
wal of andere beschutting aangeduid die doorgaans loodrecht dwars op de hoofdwal (
face) staat en bedoeld is om de troepen en
artillerie die achter de hoofdwal staan opgesteld dekking te bieden tegen vijandelijk flank- of rugvuur of anderszins zijdelings inslaande projectielen. Zo'n traverse wordt dan ook wel een paraflanc (tegen zijvuur) of parados (tegen rugvuur) genoemd. Is een
bastion uitgevoerd met
saillanten (twee facen die onder een kleine hoek ten opzichte van elkaar staan en als een punt naar voren uitsteken) dan geven de traversen die in de saillanten liggen dekking aan beide facen en spreekt men van
bonnettraversen.