De
ablatief (of
zesde naamval) is een van de acht oorspronkelijke
naamvallen van de
Proto-Indo-Europese taal waarmee oorspronkelijk de persoon van wie iets uitgaat of de plaats waarvandaan men vertrekt werd aangegeven. Dit in tegenstelling tot de plaats waar men naartoe gaat, die uitgedrukt wordt in de
accusatief, en de plaats waar men zich bevindt, die door de
locatief uitgedrukt wordt.