De
geschiedenis van de filosofie is de geschiedenis van theorieën en doctrines die door de eeuwen heen door filosofen werden geformuleerd. Volgens The Oxford Dictionary of Philosophy begint de wetenschap van de filosofie met de
Indo-Iraniërs vanaf 1500 voor Christus. In het Westen verschijnen vanaf de
6e eeuw v.Chr. de eerste sporen van wat
filosofie genoemd wordt met de Oud-Griekse
presocratische denkers, gevolgd door
Socrates, die wordt beschouwd als de echte vader van deze discipline, en zij die in zijn voetsporen treden:
Plato,
Aristoteles, de socratische scholen. De filosofie als discipline blijft groeien tijdens de
Hellenistische periode, in het bijzonder het
stoïcisme, het
epicurisme, het
cynisme en de
sceptische school, die ook in de Romeinse tijd gecontinueerd worden. Vanaf de
late oudheid en de
middeleeuwen slaan het
neoplatonisme en de
christelijke filosofie een brug tussen filosofie en
religie, en het is in nauwe relatie met de
theologie en de Grieks-
Arabische filosofie dat de
middeleeuwse filosofie zich ontwikkelt, wat blijkt uit het belang van de
scholastiek in deze periode. Problemen die specifiek betrekking hebben op de geschiedenis van de filosofie omvatten onder meer: "Hoe kunnen veranderingen in de filosofie historisch worden verantwoord?" "Hoe is de ontwikkeling van het denken eventueel historisch te verklaren?" "In welke mate kunnen filosofische teksten uit voorafgaande historische tijdperken vandaag nog begrepen worden?"