Glycogeen is een meervoudig vertakt
polymeer van
glucose, waarbij de glucose-eenheden aan weerszijden aan elkaar zijn gekoppeld. Het dient als een energieopslag in dieren en schimmels, vergelijkbaar met zetmeel in planten. In de mens wordt het voornamelijk opgeslagen in de spieren en de lever en dient het als secondaire langdurige energieopslag (vetten in vetweefsel dienen als primaire energieopslag). Uit voedsel opgenomen
koolhydraten worden als glycogeen opgeslagen in de
lever (de hoogste concentratie) en in de spieren (de grootste hoeveelheid), waar het wordt gebruikt als makkelijk aanspreekbare energievoorraad. Glucose is hier zelf niet geschikt voor, omdat de
osmotische waarde te groot zou worden (er dreigt veel water naar binnen te diffunderen). De moleculaire massa van glycogeen ligt tussen 10
6 en 10
7 Dalton. Het glycogeen dat met het voedsel binnenkomt, wordt door het enzym alpha-
amylase in de darm gesplitst tot
maltose en isomaltose.