jaw

The jaw is any opposable articulated structure at the entrance of the mouth, typically used for grasping and manipulating food. The term jaws is also broadly applied to the whole of the structures constituting the vault of the mouth and serving to open and close it and is part of the body plan of most animals.

JAW bezeichnet:

• JAW (Rapper), Freiburger Rapper
• JAW (Gruppe), eine deutsche Musikgruppe
• das Jugendaufbauwerk Schleswig-Holstein

Der Kiefer (gr. Γνάθος, gnathos; bairisch/österreichisch umgangssprachlich auch: das Kiefer), der bei den meisten Wirbeltieren zur Nahrungsaufnahme dient und deshalb meist bezahnt ist. Er besteht aus dem Oberkiefer (lat. Maxilla) und dem Unterkiefer (lat. Mandibula). Die Zähne sind im Kiefer in den Zahnfächern (Alveolen) über eine Gomphosis (Einkeilung) verankert.

Jam, ook Jamm of Yam(m), Ya'a of Yaw was in de Fenicische mythologie de god van de zee en het water in het algemeen. In sommige mythen is hij een van de 'ilhm (Elohim)' of zonen van El, de naam die aan het Levantijns pantheon wordt gegeven. Hij wordt ook Nahar genoemd, wat stroom betekent, en een van zijn epitheta is "Heersende Stroom".

• Kaak (anatomie), een deel van de schedel.
• Kaak, een ander woord voor schandpaal
• Erik-Jan Rosendahl, door zijn grote kaaklijn werd zijn bijnaam: De Kaak.
• Kaak, een verticale plank op de strooptafel bij een oliemolen waar de haar op afgestroopt wordt.
• Een kaakje, een soort biscuitje

La mâchoire est l’ensemble des deux structures opposables formant la bouche (ou près de l’entrée de la bouche).

Żuchwa (łac. mandibula) – nieparzysta (pojedyncza), jedyna ruchoma kość szkieletu czaszki człowieka i zwierząt – często potocznie nazywana szczęką (dolną). Jako kość pojedyncza występuje u dorosłych osobników, bowiem w okresie płodowym składa się z dwóch części – lewej i prawej – które w późniejszym okresie zrastają się w linii pośrodkowej.