In de
wiskunde, meer bepaald in de
analyse en de
topologie, is één
ophopingspunt,
verdichtingspunt of
limietpunt van een
verzameling een punt (niet noodzakelijk tot de verzameling behorend) met in elke omgeving rond dat punt, hoe klein die omgeving ook is, oneindig veel punten van de verzameling. Punten van de verzameling hopen zich op in de buurt van het ophopingspunt; hoe dichter men het verdichtingspunt nadert, hoe dichter de punten van de verzameling opeen liggen. De verzameling moet natuurlijk een minimale structuur hebben, zodat van omgevingen kan worden gesproken. Ophopingspunten zijn dus gedefinieerd in
topologische ruimten, of specifieker in
metrische ruimten en
Euclidische ruimten.