De
koning van een
schaakspel staat
schaakmat, of kortweg
mat, als hij door een vijandelijk stuk aangevallen wordt (met andere woorden
schaak staat), en hij zich niet aan die aanval kan onttrekken door zichzelf te verplaatsen, door het stuk dat hem schaak zet te slaan, dan wel door een ander
schaakstuk ter bescherming tussen zichzelf en het vijandelijke stuk in te plaatsen. Dit geldt ook als de tegenstander door het "slaan van de koning" zelf schaak zou komen te staan.