In de theoretische taalkunde is de universele grammatica (UG) een verondersteld aangeboren taalvermogen, dat alle mensen (maar waarschijnlijk geen enkele andere diersoort) bezitten. De theorie veronderstelt een gemeenschappelijk mechanisme dat alle talen van de wereld gemeen hebben. Zonder dit basispatroon zou het proces van taalverwerving niet mogelijk zijn.