Woeste grond was eeuwenlang de benaming voor niet-gecultiveerde terreinen, die geen direct nut opleverden, zoals
heide,
veengebieden en
moerassen. Daarbij moet worden opgemerkt dat ze voor het landbouwsysteem tot aan het eind van de 19e eeuw (tot aan het gebruik van
guano en de uitvinding van de
kunstmest) wel degelijk van groot nut waren. Woeste gronden leverden strooisel en
plaggen die gemengd met
dierlijke mest op het akkerland werd gebracht als
grondverbeteraar en bemesting. Daarnaast stonden er
bijenkasten, stak men er
turf voor gebruik als brandstof en liet men er schapen en koeien weiden.