Zonsondergang is het moment waarop de
zon onder de
horizon verdwijnt. De plaats van zonsondergang is afhankelijk van de tijd van het jaar. Die varieert van bijna noordwest, ten tijde van de
zomerwende -meestal 21 juni-, tot zuidwest, ten tijde van de
winterwende -meestal 21 december-. Op slechts twee dagen per jaar gaat de zon pal in het westen onder. Dat gebeurt op een
equinox. In de lente is dat meestal op 20 maart. In de herfst op 23 september. De zon is pas ondergegaan op het moment dat de hele zonnecirkel niet meer te zien is, waardoor de dag iets langer is dan de nacht (de nacht begint pas als de zon helemaal onder is en eindigt al op het moment dat het eerste stukje zon te zien is). Door reflectie in de
atmosfeer blijft het nog wel enige tijd licht waardoor zonsondergang niet gelijk staat aan het moment wanneer het donker wordt. De tijd tussen het moment waarop de zon onder is, maar het nog niet helemaal donker is, heet
schemering: schemering is een overgang en zonsondergang is een moment. Het duurt 3 tot 4 minuten vanaf het moment dat het eerste randje van de zon achter de horizon verdwijnt tot aan de ondergang, ten gevolge van de diameter van de zon (0,53°). Deze duur is afhankelijk van seizoen en breedtegraad van de waarneming; vanaf de evenaar duurt het iets meer dan 2 minuten. Het einde van de dag wordt vaak gezien als het moment waarop de zon onder gaat. Zo zijn weggebruikers bijvoorbeeld verplicht licht te voeren na zonsondergang.