Het
Paasfeest wordt in het
christendom in principe gevierd op de eerste zondag na de eerste
volle maan in de
lente. Ter vereenvoudiging wordt hierbij echter uitgegaan van een berekende datum op basis van een vereenvoudigde voorstelling van de beweging van de hemellichamen, waarbij men gebruikmaakt van de
epacta. Paaszondag valt ongeveer in het midden van de jaarlijkse
paascyclus en bepaalt ook wanneer de andere kerkelijke feestdagen binnen deze cyclus vallen. Zo valt
Aswoensdag, waarmee de
vasten begint, altijd 46 dagen vóór Pasen (er zijn veertig vastendagen, de zondagen in deze periode tellen niet mee),
Hemelvaartsdag altijd 39 dagen later,
Pinksteren altijd op de 7e zondag na Pasen, de 49ste dag na Pasen of 50ste dag van Pasen (in het
Oudgrieks: πεντηκοστή (ἡμέρα);
pentekostē (hēmera), 50, waarvan Pinksteren afgeleid is).